Activiteitenverslag KRAV 2021-2022
Behandelde klachten
In 2021/2022 zijn 6 klachten ontvangen. 1 klacht over het laten verlopen van een beroepstermijn is door de klagers kort voor de zitting ingetrokken. 5 klachten zijn behandeld. Vier van deze klachten zijn ingediend door 1 advocaat namens rechtzoekenden. Twee klachten zijn ingediend tegen mr. R. en twee klachten zijn ingediend tegen mr. N. Het gaat in alle gevallen om Iraanse bekeringszaken waarbij afvalligheid een rol speelde die zijn overgenomen door de klagende advocaat. De klagende advocaat is gespecialiseerd in dit soort zaken. De afloop van de klachten kent een diverse uitkomst.
Klacht 1
Inzake de door de heer E. tegen mr. N ingediende klacht adviseert de KRAV om de klacht niet-ontvankelijk te verklaren omdat de klacht niet tijdig is ingediend.
Klacht 2
Inzake de door mevrouw M. tegen mr. N. ingediende klacht adviseert de KRAV om de klacht voor wat betreft de in hoger beroep verleende rechtsbijstand niet-ontvankelijk te verklaren omdat de rechtsbijstand in hoger beroep niet door mr. N. is verleend maar door zijn kantoorgenoot. De KRAV adviseert de klacht gegrond te verklaren voor wat betreft de bij de behandeling van de asielaanvraag van klaagster en het beroep tegen de afwijzing daarvan. De KRAV vindt de kwaliteit van de door mr. N. verleende rechtsbijstand onvoldoende. Zo is de KRAV van oordeel dat in de stukken van mr. N. de juridische kwalificatie en duiding ontbreekt en dat hij op een essentieel onderdeel van de asielaanvraag van klaagster onvoldoende heeft gereageerd.
De KRAV heeft op 21 september aanstaande een gesprek gevoerd met mr. N. over het voornemen van de KRAV om een ambtshalve onderzoek te gaan doen naar de kwaliteit van de door hem verleende rechtsbijstand. Dit voornemen is inmiddels ongezet in een besluit om een ambtshalve onderzoek te gaan doen. Dit onderzoek zal plaatsvinden op 20 december 2022.
Klacht 3
Inzake de door mevrouw K. en haar zoon tegen mr R. ingediende klacht adviseert de KRAV om de klacht gegrond te verklaren wat betreft de tijdens de behandeling van de asielaanvragen van klagers verleende rechtsbijstand. Het betreft Iraanse bekeerlingen waarbij mr. R. niet op alle tegenwerpingen van de IND in het voornemen tot afwijzing van de asielaanvragen is ingegaan. Dat had hij volgens de KRAV wel moeten doen. Wat betreft de in de beroepsfase verleende rechtsbijstand adviseert de KRAV om de klacht ongegrond te verklaren. Mr. R. heeft een verklaring gegeven voor de beperkte gronden van beroep die hij heeft ingediend en aangegeven voornemens te zijn geweest om die later aan te vullen. Hier kreeg hij echter de kans niet voor omdat de behandeling van het beroep inmiddels was overgenomen door een andere advocaat.
Klacht 4
Inzake de door de heer N. en mevrouw N. tegen mr. R. ingediende klacht adviseert de KRAV om de klacht van de heer N niet-ontvankelijk te verklaren omdat er alleen geklaagd wordt over de aan zijn vrouw, mevrouw N., verleende rechtsbijstand. De KRAV is van oordeel dat de aan mevrouw N. verleende rechtsbijstand voldoet aan de minimumnormen. Haar klacht is volgens de KRAV dan ook ongegrond.
Klacht 5
Inzake de door de heer M. tegen mr. W. ingediende klacht adviseert de KRAV om de klacht deels gegrond te verklaren. De KRAV is aannemelijk geworden dat beklaagde onvoldoende tijd heeft besteed aan het nabespreken van de rapporten van de gehoren van de asielaanvraag van klager. De overige aspecten van de klacht vindt de KRAV ongegrond.
In alle gevallen is het advies van de KRAV door de Raad voor Rechtsbijstand gevolgd en conform het advies een besluit genomen.
Ambtshalve onderzoek mr.
Voorgeschiedenis
Op 30 november 2017 heeft de Commissie Intercollegiale Toetsing- AC Ter Apel de KRAV verzocht om een onderzoek te doen naar de kwaliteit van de door betrokkene verleende rechtsbijstand in asielzaken.
De KRAV heeft besloten gehoor te geven aan dit verzoek en heeft, in het kader van een ambtshalve onderzoek, vijftien door betrokkene behandelde dossiers onderzocht. Op 18 juli 2018 heeft de KRAV een advies uitgebracht aan de Raad.
Bij besluit van 5 augustus 2019 heeft de Raad conform het advies van de KRAV, de inschrijving van betrokkene op het rechtsterrein asiel- en vluchtelingenrecht voorwaardelijk doorgehaald voor de duur van zes maanden. Daarbij is bepaald dat indiener vanaf 7 augustus 2019 gedurende de periode van een half jaar uitsluitend onder begeleiding bevoegd is om asielzaken te behandelen. De Raad heeft bij zijn besluit vermeld dat mr. M. Wijngaarden als begeleider is aangezocht. Op 12 februari 2020 heeft mr. Wijngaarden zijn bevindingen van het begeleidingstraject gerapporteerd aan de KRAV.
Op 26 maart 2020 heeft de KRAV naar aanleiding van de uitkomsten van het begeleidingstraject de Raad geadviseerd om betrokkene definitief uit te schrijven voor het verrichten van rechtsbijstand in asiel- en vluchtelingenrechtzaken. Bij besluit van 14 april 2020 heeft de Raad besloten betrokkene de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht op te leggen.
Tegen dit besluit heeft betrokkene op 20 mei 2020 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 22 december 2020 is het bezwaar van betrokkene -na een advies van de Commissie van bezwaar van 16 juli 2020- gegrond verklaard. Betrokkene is vanaf 1 januari 2021 voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk uitgeschreven onder de voorwaarde dat hij uitsluitend onder begeleiding zaken op het rechtsterrein asiel mag behandelen. Medio 2021 is de begeleiding verlengd tot 1 januari 2022. Als begeleider is opgetreden mr. E. van den Hombergh. Zij heeft in april 2021 een tussentijds verslag en in januari 2022 een eindverslag uitgebracht van de begeleiding. Op dit verslag heeft betrokkene op 7 februari 2022 gereageerd. Op 30 maart 2022 en 1 april 2022 zijn stukken overgelegd. Op 7 april 2022 heeft de KRAV hierover gesproken met betrokkene.
Advies KRAV
De KRAV adviseert om betrokkene uit te schrijven op het rechtsterrein asiel- en vluchtelingenrecht. Reden hiervoor is dat de kwaliteit van de door betrokkene verleende rechtsbijstand niet voldoet aan de eisen die aan een goede asielrechtsbijstand mogen worden gesteld. De KRAV baseert deze bevinding op de rapportage van de begeleider van betrokkene. Voorafgaand aan de begeleiding is een begeleidingsplan opgesteld waar betrokkene zich aan heeft geconformeerd. De begeleider komt tot de conclusie dat de kwaliteit van de rechtsbijstand onvoldoende is verbeterd op de onderwerpen “redactie stukken” en “juridische argumentatie en onderbouwing”. De KRAV onderschrijft deze bevindingen.
Dit advies is door de Raad voor Rechtsbijstand overgenomen en conform het advies een besluit genomen. Inmiddels is er een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit.
Klacht tegen KRAV
Dhr. R. heeft een klacht ingediend tegen de KRAV naar aanleiding van een procedure die hij in 2021 bij de KRAV had gevoerd tegen zijn rechtsbijstandverlener. De klacht tegen de KRAV hield onder meer in dat de KRAV haar eigen regels niet goed had nageleefd, ten onrechte geen nader onderzoek had gedaan en het verslag van de hoorzitting niet juist was. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de klacht, na het horen van klager en het inwinnen van nadere informatie bij de KRAV, op 15 september 2022 ongegrond verklaard.
Overige activiteiten
Een afvaardiging van de KRAV heeft op 22 december 2021 en 19 mei 2022 gesproken met de voorzitters van de CIT’s. Een verslag van hetgeen besproken is, is bijgevoegd.
Bijlage 1 Verslag vergadering voorzitters KRAV en CIT d.d. 22-12-2021
Aanwezig namens de KRAV:
Mr. (Machteld) Schothorst (voorzitter) , mr. (Tim) Wassink, mr. (Henrike) Postma en de heer (Marcel) Spiegelenberg (verslag).
Aanwezig namens de CIT’s:
Mr. (Lineke) Blijdorp, mr. (Romboud) Hijma, mr. (Herman) Gerbrandy, mr. (Carlien) Stassen-Buijs, mr. (Eddy) Sluijter en mr. (Alinda) Zoetbrood.
Agenda
- Opening/vaststelling agenda.
- Doel van dit overleg.
- Toelichting van taken van de KRAV en de problemen waar de KRAV tegen aanloopt.
- Toelichting van taken van de CIT en de problemen waar de CIT tegenaan loopt.
- Wanneer en in welke gevallen is het nuttig om de KRAV te informeren dan wel om een traject door te zetten naar de KRAV?
- Brief KRAV aan CIT’s van 30 juli 2019 (bijgevoegd).
Agendapunt 1 en 2
De aanwezigen stellen zich aan elkaar voor. Van de zijde van de CIT’s bestaat de behoefte om vandaag stil te staan bij de vraag wanneer er een specifiek geval aangebracht kan/moet worden bij de KRAV.
Agendapunt 3, 4, 5 en 6
De voorzitter geeft aan dat de KRAV weinig klachten ontvangt. Ook worden er weinig zaken bij de KRAV aangebracht via de CIT’s. Dit deed bij de KRAV de vraag opkomen hoe dit komt. Betekent dit dat de KRAV onvoldoende bekend is bij de betrokken partijen? Of wordt er kwalitatief goede rechtsbijstand verleend? De voorzitter geeft aan dat dit laatste niet werd bevestigd tijdens een overleg tussen vreemdelingenrechters. Daar kwam het beeld naar boven dat voor een grote groep advocaten geldt dat de kwaliteit van de door hen verleende asielrechtsbijstand voor verbetering vatbaar is.
De heer Hijma merkt op dat hij in het begin van zijn lange carrière als asieladvocaat nog wel eens een klacht heeft ingediend tegen een collega als hij zag dat de door deze collega verleende asielrechtsbijstand volstrekt onder de maat was. Dit soort zaken komt hij nu niet meer tegen. Het niveau van de verleende rechtsbijstand in de zaken die hij overneemt is niet dermate laag dat hij aanleiding ziet om daar een klacht over in te dienen.
Ook de omstandigheid dat de IND thans meer zaken toewijst en asielzoekers zelf een advocaat zoeken kan bij een afname van de klachten een rol spelen.
Mevrouw Blijdorp geeft aan het beeld niet te delen dat de kwaliteit van de rechtsbijstand is toegenomen. Zij doet veel bekeringszaken. In de zaken die zij overneemt komt zij in toenemende mate slecht werk tegen van haar voorgangers. Het gaat vaak om dezelfde advocaten. Een groep die ongeveer bestaat uit 10 advocaten. Deze collega’s zijn vaak niet benaderbaar en staan niet open voor kritiek. De CIT Zevenaar gaat in januari bij een advocaat op kantoorbezoek. Dit kan leiden tot een verzoek aan de KRAV om een ambtshalve onderzoek te doen.
De CIT’s toetsen steekproefsgewijs en doen dit door zittingen bij te wonen en dossierstukken door te nemen. De omstandigheid dat er door Coronabeperkingen een tijd lang geen zittingen zijn geweest heeft het werk van de CIT er niet makkelijker op gemaakt.
Mevrouw Blijdorp merkt op dat er de afgelopen periode veel advocaten bij zijn gekomen met een niet migratie achtergrond. Zijn staan op voorkeursbasis veel klanten bij met dezelfde afkomst. Tolken zijn niet nodig. Het gaat daarnaast vaak om zaken die worden ingewilligd. De CIT ziet deze zaken niet omdat ze niet op een zitting komen. Ingewikkeldere zaken stoot men af. Slechte rechtsbijstand onttrekt zich daardoor aan de waarneming. Het blijft binnenskamers. De heer Sluijter merkt op dat de Raad wel beschikt over een overzicht van de advocaten met de meeste voorkeurszaken.
Mevrouw Stassen-Buijs merkt op dat de moeilijkste gevallen advocaten betreffen die wel hun best doen maar weinig effectief zijn in hun rechtsbijstand. De kwaliteit van de rechtsbijstand is wel onvoldoende maar niet in een zodanige mate dat er direct aanleiding is om een klacht in te dienen. De vraag is waar je in een dergelijk geval de grens trekt en de zaak voorlegt aan de KRAV. Zeker ook als je kijkt naar de doelen van de CIT’s die met name gericht zijn op kwaliteitsverbetering. Bij intercollegiale toetsing past niet dat er bij elke bevonden onregelmatigheid direct een klacht wordt ingediend.
Mevrouw Postma merkt op dat haar ervaring is dat zaken in het verleden pas in een erg laat stadium door de CIT’s bij de KRAV zijn aangebracht. Het zou mooi zijn als het voor de CIT’s en de KRAV duidelijk is wanneer een zaak bij de KRAV wordt aangebracht.
De vraag rijst op hoe een zaak bij de KRAV kan worden aangebracht. Dit hoeft niet altijd via een klacht. Dit kan ook via een melding, waarna de KRAV zelf onderzoek doet. De drempel hiervoor ligt lager. De KRAV wil graag dat de melding schriftelijk wordt gedaan, waarbij de gang van zaken bij en de bevindingen van de CIT worden geschetst (zie de brief van 30 juli 2019). Dit kan in algemene zin en hoeft niet op dossierniveau. De werkwijze van de KRAV is dat de betrokken advocaat in kennis wordt gesteld van het verzoek aan de KRAV en wordt uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dat gesprek worden de bevindingen van de CIT besproken. Daarna zal de KRAV een besluit nemen om al dan niet een ambtshalve onderzoek te gaan doen.
De heer Gerbandy geeft aan dat de CIT graag terugkoppeling ontvangt over de acties van de KRAV naar aanleiding van een verzoek door de CIT aan de KRAV. Verder geeft hij aan dat de CIT's zich onderling zullen beraden of zij vaker of eerder - en zo ja in welke gevallen - een melding bij de KRAV kunnen doen.
Gevraagd wordt naar de ervaringen van de CIT’s m.b.t. begeleidingstrajecten. De ervaringen die de KRAV tot nu toe heeft opgedaan zijn niet erg positief. Mevrouw Stassen-Buijs geeft aan een positieve ervaring te hebben. Mevrouw Blijdorp heeft zowel een negatieve ervaring als positieve ervaringen opgedaan. Geconstateerd wordt dat begeleiding ook tot doel kan hebben om een dossier op te bouwen.
De vraag is hoe lang een begeleiding zou moeten duren en op welke wijze de begeleiding zou moeten plaatsvinden. Gelet op de tijd wordt afgesproken om hier tijdens een volgend overleg over door te praten. Dit overleg zal plaatsvinden nadat de CIT's bijeen zijn geweest zodat de bevindingen van de CIT's dan kunnen worden teruggekoppeld aan de KRAV. Het volgend overleg zal in februari / maart 2022 worden gepland.
Bijlage 2 Verslag vergadering voorzitters KRAV en CIT d.d. 19-5-2022
Aanwezig namens de KRAV:
Mr. (Machteld) Schothorst (voorzitter) , mr. (Tim) Wassink, mr. (Henrike) Postma en de heer (Marcel) Spiegelenberg (verslag).
Aanwezig namens de CIT’s:
- (Romboud) Hijma, mr. (Herman) Gerbrandy, mr. (Stefan) Koolen.
Afwezig met bericht:
- (Eddy) Sluijter en mr. (Alinda) Zoetbrood en mr. (Lineke) Blijdorp,
Agenda:
- Opening/vaststelling agenda
- Verslag overleg 22 december 2021
- Terugkoppeling CIT na intern beraad over de vraag of vaker een melding gedaan kan worden bij de KRAV en zo ja in welke gevallen.
- Openstaande vraag van de vorige bijeenkomst: Hoe lang zou een begeleiding moeten duren en op welke wijze zou de begeleiding moeten plaatsvinden? Bijgevoegd vindt u een notitie over de contouren van hoe een begeleidingstraject er uit zou kunnen zien en een voorbeeld uit de praktijk.
- Rondvraag
- Sluiting
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Agendapunt 1
Omdat de heer Koolen nieuw is stellen de aanwezigen stellen zich aan elkaar voor.
Agendapunt 2
Op pagina 2 staat abusievelijk niet migratieachtergrond vermeld. Dit moet zijn migratieachtergrond. Het verslag wordt vastgesteld.
Agendapunt 3
De heer Hijma geeft aan dat dit onderwerp niet besproken is binnen de CIT Den Bosch.
De heer Gerbrandy geeft aan dat de CIT Ter-Apel het onderwerp besproken heeft. Men wil eerst met de andere CIT’s komen tot een interne uniforme landelijke werkwijze. Inmiddels is er landelijk een uniforme handelswijze afgesproken hoe te handelen bij negatieve bevindingen. Conform deze werkwijze wordt nu een geval behandeld door de CIT AC Ter-Apel. De heer Gerbrandy zal dit stuk aan de KRAV toesturen.
De heer Koolen geeft aan dat de CIT Schiphol vooral inzet op het geven van positieve feedback en het bieden van structuur om te verbeteren door begeleiding. De consensus is dat het indienen van een klacht vrij vergaand is. Een zaak voorleggen aan de KRAV wordt gezien als ultimum remedium.
De heer Hijma merkt op dat er inmiddels een landelijk archief is van de CIT’s. Daarmee is in het geval een advocaat van AC wijzigt de voorgeschiedenis inzichtelijk voor de CIT van dat nieuwe AC.
Opgemerkt wordt dat het soms lastig is in te schatten of een advocaat onder de maat heeft gepresteerd omdat niet duidelijk is wat de norm is. Wanneer kan een advocaat worden aangerekend in het geval hij actuele jurisprudentie of landeninformatie niet noemt? Opgemerkt wordt dat er ook sprake kan zijn van desinteresse.
Agendapunt 4
De heer Spiegelenberg licht het ontstaan toe van de notitie “CONTOUREN VAN EEN BEGELEIDINGSTRAJECT in het kader van het door de Raad voor Rechtsbijstand gevoerde maatregelbeleid”. Het doel van deze notitie is om structuur en duidelijkheid te bieden bij een begeleidingstraject. In 2021 is een begeleidingstraject conform deze notitie uitgevoerd. De genoemde duur van 6 maanden van een begeleidingstraject kan eventueel worden verlengd.
De CIT’s kennen een dergelijk raamwerk voor begeleidingstrajecten niet. Een uniforme werkwijze zou wel mooi zijn.
Desgevraagd wordt aangegeven dat de begeleiding minder stringent is dan de begeleiding zoals die op advies van de KRAV plaatsvindt. Niet alle stukken moeten worden voorgelegd aan de begeleider. In het voorbeeld van de heer Gerbrandy vindt begeleiding plaats in 1 specifieke zaak en wordt een aantal zittingen bijgewoond. Aan de hand van de ervaring die dit oplevert, wordt verder beoordeeld hoe nu verder.
Agendapunt 5
Afgesproken wordt om in ieder geval 1 keer per jaar digitaal bij elkaar te komen. De KRAV zal in 2023 een uitnodiging versturen.