Activiteitenverslag KRAV 2014
Ambtshalve onderzoeken
Mr.
In 2012 is op verzoek van het Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand een ambtshalve onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de door mr. verrichte rechtsbijstand. Het onderzoek heeft als conclusie opgeleverd dat de door betrokkene verleende asielrechtsbijstand niet voldoet aan de daarvoor geldende minimumnormen. Gelet op de bereidheid van mr. om alles in het werk te stellen om alsnog te voldoen aan die minimumnormen, is geadviseerd om betrokkene gedurende de periode van één jaar te laten begeleiden door een ervaren asieladvocaat. Het advies van de KRAV is door de Raad overgenomen. Het begeleidingstraject is echter mislukt. Het eerste kwartaal van 2014 is nader onderzoek gedaan. Dit heeft geleid tot het advies om mr. uit te schrijven voor het verrichten van gefinancierde rechtsbijstand in asielzaken. Dit advies is op 9 april 2014 opgevolgd door het Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Tegen dit besluit heeft mr. rechtsmiddelen aangewend. Hangende het beroep heeft mr. echter in overleg met de deken zijn praktijk beëindigd.
Mr.
Via de CIT Schiphol heeft de KRAV het verzoek ontvangen om een ambtshalve onderzoek te doen naar de kwaliteit van de door mr. verrichte rechtsbijstand. Op 12 januari 2015 is er een gesproken met mr.. Dit heeft ertoe geleid dat er op 24 maart 2015 een dossieronderzoek op zijn kantoor zal worden gedaan door mw. Muller, mw. Backerra en dhr. Verstrepen.
Behandelde klachten
In 2014 zijn 2 klachten ontvangen en behandeld.
Klacht 1
Klager is tijdens de bespreking van het voornemen erg boos is geworden en heeft een dreigende houding aangenomen. Een goede bespreking van het voornemen bleek niet mogelijk. Nadien heeft beklaagde tevergeefs diverse malen getracht om telefonisch contact met klager te krijgen om te komen tot een bespreking van de gronden van de zienswijze. Sinds de afspraak ter bespreking van het voornemen heeft er geen adequate rechtsbijstand meer plaatsgevonden met als gevolg dat de argumenten van klager onvoldoende naar voren zijn gebracht. Beklaagde heeft met haar verklaring voor het feit dat zij zich niet heeft onttrokken aan de zaak er blijk van gegeven dat zij haar professionaliteit als advocaat in dit geval uit het oog is verloren. Van beklaagde in haar hoedanigheid als advocaat had mogen worden verwacht dat zij zich in dit geval zakelijker had opgesteld. Beklaagde had klager schriftelijk moeten informeren en uitnodigen voor nader overleg en in voorkomend geval bij het uitblijven van enige reactie moeten onderkennen dat zij niet langer in staat was om adequate rechtsbijstand te verlenen.
De klacht is gegrond. Er is geen maatregel opgelegd. Bij de behandeling van de klacht heeft beklaagde blijk gegeven van inzicht en bovendien te kennen gegeven in voorkomende gevallen anders te zullen handelen. Ook geldt dat het gedrag van klager adequate rechtsbijstand enigszins compliceerde.
Nb.
Het advies van de KRAV is door de rechtbank bij de beoordeling van het beroep aangemerkt als bijzondere omstandigheid en is aanleiding geweest om het beroep van klager gegrond te verklaren. De Afdeling is in hoger beroep hier echter niet in meegegaan en houdt vast aan de lijn dat onvoldoende adequate rechtshulp geen bijzondere omstandigheid is als bedoeld in het EHRM-arrest Bahaddar (ECLI:NL:RVS:2014:4516, Raad van State, 201408596/1/V1).
Klacht 2
Beklaagde heeft geen verslag heeft gemaakt van de nabespreking van het eerste gehoor en daarmee gehandeld in strijd met de geldende minimumnormen.
De commissie is aannemelijk geworden dat beklaagde het rapport van het nader gehoor niet heeft gelezen. Indien beklaagde het rapport gelezen had, had hij moeten concluderen dat er sprake was van een ernstige vertrouwensbreuk en dat het voor hem niet langer mogelijk was om klager langer bij te staan.
Beklaagde heeft ter zitting verklaard dat het zijn gebruikelijke werkwijze is om voor de nabespreking van een eerste gehoor en voorbereiding op een nader gehoor één uur te plannen. Beklaagde heeft ter zitting verklaart dat ook in het onderhavige geval het gesprek één uur heeft geduurd. Beklaagde handelt hiermee in strijd met de in de leidraad beschreven best practice waarbij er van wordt uitgegaan dat er minimaal twee uur wordt besteed aan de nabespreking van het eerste gehoor en voorbereiding op het nader gehoor. De commissie is van oordeel dat de tijdsbesteding van beklaagde onvoldoende is geweest. Uit niets blijkt dat de relevante aspecten zijn besproken. Er is de maatregel van een waarschuwing opgelegd.
Vergroten externe naamsbekendheid KRAV.
De vorige jaarvergadering is afgesproken dat naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek van mw. Butter, waaronder de bevinding dat er een kleine groep onder de maat presterende advocaten is, een werkgroep van de KRAV zich zal gaan bezighouden met de welke maatregelen nodig zijn voor een beter functioneren van de KRAV. De werkgroep heeft geconcludeerd dat hiervoor noodzakelijk is dat deze kleine groep advocaten in beeld van de KRAV komt en dat dit kan worden bereikt door de bekendheid van de KRAV in de vreemdelingenketen te vergroten. Hiertoe zijn de volgende instanties aangeschreven: NOVA te Den Haag, de Stichting INLIA te Groningen, Defence for children-ECPAT te Leiden, Amnesty Nederland te Amsterdam, Stichting NIDOS te Utrecht, de CIT’s AC Schiphol, Ter Apel, Zevenaar en Den Bosch, ASVK Steunpunt vluchtelingen en de Stichting LOS.
Afgesproken is dat de volgende instanties zullen worden bezocht; de NOVA te Den Haag, de Stichting INLIA te Groningen, Defence for children-ECPAT te Leiden, Amnesty Nederland te Amsterdam, Stichting NIDOS te Utrecht, de CIT’s AC Schiphol, Ter Apel, Zevenaar en Den Bosch.
De CIT-Schiphol heeft laten weten op de hoogte te zijn van de mogelijkheden van de KRAV en een nader gesprek niet noodzakelijk te achten.
Mw. Schuringa en dhr. Bosma hebben gesproken met de CIT AC Ter Apel en met dhr Van Tilborg, directeur van de Stichting INLIA in Groningen.
Dhr. Odink en mw. Rafi hebben gesproken met Annemarie Busser van Amnesty International, Elsbeth Faber van Nidos, en Ariëtte Reijersen van Buuren van Stichting LOS
Dhr. Bouwman en de huidige voorzitter van de Expertgroep Vreemdelingen (voorheen het Vreemdelingenberaad) de rechtspraak (incl. AbRS) zijn door dhr. Odink in kennis gesteld van onze mogelijkheden tot ambtshalve onderzoek. Zij zijn (tot op heden) niet ingegaan op mijn aanbod tot een nadere mondelinge toelichting. Wel is de brief verspreid onder de rechtbanken/AbRS en in een vergadering van de expertgroep besproken.
Op 16 april aanstaande staat een bezoek van mw. Rafi en mw. Muller aan de IND gepland.
Dhr. Van Engelen en mw. Backerra hebben op 9 april gesproken met de CIT AC Zevenaar te bezoeken.
Mw. Den Boer en mw. Backerra zijn verzocht om de CIT AC Den Bosch te bezoeken. Zij zullen binnenkort een bezoek plannen.
Mw. Muller en dhr. Van Kuppenveld zijn verzocht om Defence for children-ECPAT te bezoeken en de NOVA te bezoeken. De (landelijke) NOVA heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een bezoek en doorverwezen naar de regionale dekens. Defence for Children heeft nog niet gereageerd op ons aanbod.