Evaluatie kostenverhaal draagkrachtige veroordeelde
In 2022 heeft onderzoeksbureau Significant Public bijgaand evaluatieonderzoek (pdf, 662 kB) uitgevoerd naar de werking van de maatregel kostenverhaal draagkrachtige veroordeelde. Deze maatregel is per 1 maart 2017 opgenomen in de Wet op de rechtsbijstand. De wetgever heeft met deze maatregel willen bewerkstelligen dat de Raad de rechtsbijstandskosten van veroordeelden, aan wie ambtshalve een toevoeging was verleend, kan terugvorderen als blijkt dat zij draagkrachtig waren. Bij de introductie van de maatregel is door de Raad met het ministerie van J&V afgesproken dat er na een aantal jaar een onafhankelijke evaluatie van de maatregel zou plaatsvinden. Deze evaluatie ziet op de periode van 1 maart 2017 t/m 2021.
Hoofdconclusie
De onderzoekers constateren dat de doelstellingen van de maatregel maar ten dele worden behaald en dat aan de randvoorwaarden slechts deels wordt voldaan. Zij concluderen dat de kosten van de maatregel niet opwegen tegen de baten – maatschappelijk en financieel - en de maatregel bij sommige veroordeelden een snelle re-integratie in de maatschappij belemmert. Dit geeft volgens de onderzoekers aanleiding tot een kritische heroverweging van de maatregel.
- Uit de praktijk blijkt dat de maatregel vaak niet de beoogde doelgroep, de zwaardere criminelen treft omdat zij vaak langere straffen opgelegd krijgen en dan eerder van de vordering afgezien moet worden wordt en/of deze oninbaar is. Ook bestaat het vermogen van deze doelgroep vaak uit zwart geld en is daarom niet bekend bij de Belastingdienst.
- Veroordeelden beschouwen het kostenverhaal vaak als een extra sanctiemiddel omdat de toetsing van het inkomen pas achteraf plaatsvindt. Het kan bovendien leiden tot (extra) schulden bij de veroordeelden. Verder bestaat de zorg dat verdachten zullen afzien van rechtsbijstand, wanneer zij bekend zijn met de maatregel.
- De opbrengsten uit de inningsprocedures dekken de uitvoeringskosten niet. Dat komt onder andere omdat de inning van de vorderingen een intensief proces is, waarbij veel maatwerk nodig is en niet voldoende aan de juiste randvoorwaarden wordt voldaan (adresgegevens en gegevens met betrekking tot inkomen en vermogen zijn niet altijd (tijdig) bekend)
- De maatregel zorgt voor een bepaalde mate van willekeur. Een bezwaar tegen de vordering, omdat de veroordeelde niet op de hoogte was van een besluit tot ambtshalve toevoeging en het kostenverhaal, blijkt in de praktijk kansrijk.
Aanbevelingen
De onderzoekers geven aan dat het voortzetten van de maatregel hoofdzakelijk een politiek-bestuurlijke en principiële keuze is. Het is een afweging tussen het principe ‘de draagkrachtige veroordeelde moet de kosten van zijn eigen rechtsbijstand betalen’ versus een maatregel die in de praktijk maar ten dele effectief is en die bij sommige veroordeelden een snelle re-integratie in de maatschappij belemmert. Bij wens tot voortzetting wordt aanbevolen om te kijken of het mogelijk is om de informatie over de verblijfsgegevens van de veroordeelde te verbeteren. Daarnaast wordt aanbevolen te onderzoeken of de maatregel binnen het strafrechtelijke stelsel geplaatst kan worden.
Reactie Raad voor Rechtsbijstand
De Raad herkent de uitkomst van het onderzoek dat de huidige maatregel niet voldoet. De maatregel pakt voor een deel van de doelgroep hard uit omdat het een nieuwe start kan bemoeilijken omdat de rechtzoekende direct geconfronteerd kan worden met een schuldenlast. Zie hiervoor ook: de eerste verkennende inventarisatie wet- en regelgeving die hardvochtig uitpakt, van de Raad van 31 maart 2022. Tegelijkertijd begrijpt de Raad dat het wenselijk is dat degenen van deze groep die dit wel kunnen, ook zelf de rechtsbijstand betaalt, met name de doelgroep van grotere, rijkere criminelen die deelnemen aan georganiseerde misdaad, alleen constateren de onderzoekers dat de huidige maatregel deze groep minder treft. Daarnaast wegen de huidige kosten niet op tegen de baten, omdat de randvoorwaarden voor een goede uitvoering ontbreken en het proces van terugvorderen erg complex en tijdrovend is . De huidige maatregel is voor de Raad daarom niet goed uitvoerbaar.
De onderzoekers bevelen aan om te kijken of het mogelijk is om de informatie over de verblijfsgegevens van de veroordeelde te verbeteren. Daarnaast wordt aanbevolen te onderzoeken of de maatregel binnen het strafrechtelijke stelsel geplaatst kan worden.
De Raad verzoekt het ministerie dan ook de aanbevelingen van de onderzoekers op te volgen en concreet naar de mogelijkheden te kijken of de maatregel in het strafrecht geplaatst kan worden. In ieder geval moet onderzocht worden hoe de randvoorwaarden van de huidige maatregel verbeterd kunnen worden.